Hij wordt neergesabeld door de pers, die hem neerzet als een ‘verrader’. Hij bemoeit zich als burgerrechtenactivist met politieke zaken waar hij geen verstand van heeft, is het verwijt. Ook zijn eigen achterban in de Southern Christian Leadership Conference (SLCL) deelt zijn standpunten niet. Ze vrezen dat hij afbreuk doet aan de doelen van de burgerrechtenbeweging door president Johnson zo openlijk tegen de haren in te strijken.
Maar zijn geweten laat hem geen andere keus, zo zegt King stellig. Voor hem staat de oorlog niet los van de binnenlandse problemen rond racisme en armoede.
Fragment uit een toespraak in 1967, waarin King zich uitspreekt tegen de Vietnamoorlog
In de getto’s in de noordelijke steden ziet King hoe de woede en frustratie onder de zwarte bevolking leidt tot gewelddadige rellen. King vindt dat hij zijn boodschap van het geweldloze verzet tegenover de militante activisten niet langer kan verdedigen, als hij zijn mond houdt over de Amerikaanse agressie in het buitenland.
Daarnaast komt een onevenredig groot aantal Afro-Amerikaanse mannen om in de oorlog in Vietnam. “Arme, zwarte mannen die vechten en sterven voor de democratie in Zuidoost-Azië, terwijl hen thuis nog steeds de basisvrijheden worden ontzegd”, zegt King.
Ook vindt hij dat de enorme bedragen die besteed worden aan de oorlog, ten koste gaan van de verbetering van de economische situatie van de arme bevolking in Amerika.
In Beyond Vietnam doet hij niet alleen een dringende oproep een einde te maken aan de Vietnamoorlog, maar richt hij zijn kritiek ook op de Amerikaanse samenleving als geheel.
Hij vindt dat Amerika zich fundamenteel moet bezinnen op ‘de drie kwaden in de samenleving’: militarisme, racisme en armoede. Een land dat geen moreel leiderschap kan uitoefenen op het gebied van vrijheid, gerechtigheid en democratie, kan volgens hem niet de rol van politieman van de wereld spelen.